Het wetsvoorstel Wet nieuwe regels inzake huisvesting vergunninghouders dat op 17 februari 2025 ter consultatie werd aangeboden brengt een fundamentele verschuiving in het beleid ten opzichte van het vorige kabinet. Hoewel deze beleidswijziging aansluit bij de politieke koers van het nieuwe kabinet, roept het veel weerstand op bij gemeenten, die vrezen terecht dat zij alsnog verantwoordelijk blijven voor de huisvesting van vergunninghouders zonder wettelijke kaders en middelen om dit effectief uit te voeren. Uit de consultatiefase, die liep tot 16 maart 2025, blijkt dat veel gemeenten het voorstel als "onmenselijk" en een "schijnoplossing" bestempelen. Er zijn in totaal 332 openbare reacties op de consultatie.
Dit artikel belicht de verschillen in aanpak tussen het Kabinet Schoof (PVV, VVD, NSC en BBB) en het kabinet Rutte-IV (VVD, D66, CDA en ChristenUnie) met betrekking tot de huisvesting van statushouders en de taakstelling van gemeenten. De focus ligt op hoe deze benadering is veranderd ten opzichte van de crisismaatregelen die vóór de verkiezingen van 22 november 2023 werden genomen.
Het huidige beleid voor vergunninghouders is gebaseerd op de Wijziging van de Huisvestingswet 2014, die in 2016 door toenmalig minister Stef Blok werd ingediend en op 1 juli 2017 in werking trad. Sindsdien krijgen asielzoekers met een verblijfsvergunning niet langer automatisch voorrang bij de toewijzing van sociale huurwoningen in gemeenten met een huisvestingsverordening. Dit beleid werd ingevoerd om de druk op de sociale huurmarkt te verminderen, gezien de stijging van het aantal asielaanvragen in Nederland.
Op grond van de Huisvestingswet 2014 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de huisvesting van vergunninghouders in overeenstemming met hun taakstelling. Deze taakstelling bepaalt het aantal opvangplaatsen dat een gemeente moet realiseren voor vergunninghouders.
Gemeenten leggen in hun huisvestingsverordening de criteria vast voor het verlenen van huisvestingsvergunningen voor sociale huurwoningen. Zowel Nederlanders als vreemdelingen met een rechtmatig verblijf in Nederland kunnen hiervoor in aanmerking komen.
Volgens artikel 12 van de Huisvestingswet mogen gemeenten zelf bepalen onder welke voorwaarden woningzoekenden voorrang krijgen. Indien gemeenten ervoor kiezen om vergunninghouders voorrang te geven, moeten zij in hun huisvestingsverordening vastleggen hoe zij voldoen aan hun taakstelling. In de praktijk worden vergunninghouders vaak zonder aparte aanvraag urgentie toegekend op basis van hun status als vergunninghouder.
Het wetsvoorstel van minister Keijzer beoogt een fundamentele wijziging in de huisvesting van vergunninghouders. Volgens het voorstel zullen vergunninghouders niet langer automatisch worden gerekend tot de woningzoekenden die voorrang kunnen krijgen op basis van hun status. Dit wordt verder toegelicht in de Memorie van Toelichting en het Beleidscompasformulier dat is opgesteld voor de internetconsultatie van het wetsvoorstel.
Indien het wetsvoorstel wordt aangenomen, zal dit een duidelijke breuk betekenen met het beleid van het vorige kabinet. Gemeenten zullen dan op een andere manier moeten invullen hoe zij voldoen aan hun taakstelling voor de huisvesting van vergunninghouders.
Sinds de zomer van 2022 heeft de combinatie van een hoge instroom van vluchtelingen, met name uit Syrië en Oekraïne, en een beperkte doorstroom naar reguliere opvang en huisvesting geleid tot een overbelasting van het aanmeldcentrum in Ter Apel. Als reactie hierop kondigde staatssecretaris Van der Burg maatregelen aan om gemeenten te stimuleren extra opvangcapaciteit te realiseren.
Op 10 november 2023, twee weken voor de verkiezingen, informeerde minister van Binnenlandse Zaken Hugo de Jonge via een brief burgemeesters, wethouders en corporatiebestuurders over de taakstelling voor de huisvesting van statushouders voor de eerste helft van 2024 (2024-I). Hiermee onderstreepte het kabinet de urgentie van het vraagstuk en de verantwoordelijkheid van gemeenten in het realiseren van voldoende huisvesting.
Minister Hugo de Jonge benadrukte dat het direct huisvesten van statushouders in corporatiewoningen essentieel is voor een snelle integratie en de opbouw van een bestaan in Nederland. Gemeenten en woningcorporaties werden aangemoedigd om gezamenlijk plannen te ontwikkelen om dit proces te versnellen. Hoewel deze aanpak op korte termijn de druk op opvanglocaties verlicht, zijn aanvullende maatregelen noodzakelijk om de bouw van nieuwe corporatiewoningen te versnellen en verdringing van andere woningzoekenden te voorkomen.
Op 6 maart 2024 zette minister De Jonge deze visie kracht bij door het wetsvoorstel Wet versterking regie volkshuisvesting in te dienen. Dit voorstel beoogt een vernieuwing van het volkshuisvestingsstelsel en introduceert wijzigingen in meerdere wetten, waaronder de Algemene wet bestuursrecht, de Huisvestingswet 2014, de Omgevingswet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Woningwet. Het doel is om bij te dragen aan een effectieve aanpak van het woningtekort en de regie op volkshuisvesting te versterken.
Op 2 juli 2024 werd het kabinet-Schoof beëdigd, bestaande uit PVV, VVD, NSC en BBB. Binnen dit kabinet bekleedt Mona Keijzer de functie van minister van Volkshuisvesting, terwijl Marjolein Faber verantwoordelijk is als minister van Asiel. Dit kabinet hanteert een andere benadering met betrekking tot voorrang en taakstelling bij de huisvesting van statushouders.
Op 25 oktober 2024 informeerde minister-president Schoof de Tweede Kamer via een brief over "Nadere afspraken ten aanzien van de uitvoering van hoofdstuk 2 van het Hoofdlijnenakkoord 2024 - 2028 van PVV, VVD, NSC en BBB". Deze brief markeert een verdere concretisering van de kabinetsplannen en geeft inzicht in de beleidswijzigingen die invloed zullen hebben op de huisvesting van vergunninghouders en de rol van gemeenten bij de uitvoering van hun taakstelling.
In de brief van minister-president Schoof van 25 oktober 2024 wordt aangekondigd dat de wettelijke taakstelling voor gemeenten om statushouders te huisvesten wordt geschrapt. Dit besluit wordt doorgevoerd tegelijkertijd met een wijziging van de Huisvestingswet, waarmee het verlenen van voorrang aan statushouders op een woning verboden wordt.
Echter, uit het Beleidscompasformulier voor de internetconsultatie van het wetsvoorstel blijkt dat de taakstelling voor gemeenten voorlopig blijft bestaan, wat leidt tot grote bezorgdheid onder gemeenten. Sommige gemeenten bestempelen het voorstel als "onmenselijk en een schijnoplossing" en geven aan "verbijsterd" te zijn over de gevolgen. De spanning tussen het kabinetsbeleid en de uitvoerbaarheid ervan op lokaal niveau zorgt daarmee voor een groeiend debat over de impact van deze maatregelen op de opvang en huisvesting van vergunninghouders.
Het wetsvoorstel werd van 17 februari tot 16 maart 2025 aangeboden ter consultatie. Dit betekent dat burgers, organisaties en belanghebbenden de mogelijkheid hadden om te reageren op het voorstel, waarna eventuele wijzigingen kunnen worden doorgevoerd voordat het naar de Raad van State wordt gestuurd voor advies en vervolgens wordt ingediend bij de Tweede Kamer.
Een eerdere poging om de Huisvestingswet 2014 in dezelfde richting te wijzigen werd door de Raad van State kritisch beoordeeld. Op 23 maart 2023 gaf de Raad een "niet positief" advies over het wetsvoorstel "Wet Voorrang voor Nederlanders" van de heer Kops (PVV), waarin werd voorgesteld om vergunninghouders volledig uit te sluiten van voorrang en urgentie bij woningtoewijzing.
Het huidige voorstel van minister Mona Keijzer biedt in theorie nog ruimte voor gemeenten om onder bepaalde voorwaarden voorrang te geven aan vergunninghouders, al benadrukt de memorie van toelichting dat dit niet de intentie is van de wetswijziging. Dit onderscheidt het voorstel van Keijzer van dat van Kops, maar de mate waarin gemeenten daadwerkelijk de mogelijkheid behouden om vergunninghouders urgentie toe te kennen, blijft een punt van discussie.